Afval of geen afval: een kwestie van interpretatie?

Waar hebben we het eigenlijk over, als we het hebben over afval? Het is belangrijk om ons te beseffen dat het woord “afval” niets zegt over de staat van een voorwerp. Een splinternieuwe auto zonder kilometers op de teller? Ook dat kan afval zijn. Waar het om gaat is wat de (toekomstige) handeling van de houder tegenover het voorwerp. Wil de houder het voorwerp niet langer in bezit hebben? Wil de houder zich ontdoen van het voorwerp? Dan spreken we van afval.

De wettelijke definitie van afval luidt: “alle stoffen, preparaten of voorwerpen, waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen.”

Ruimte voor interpretatie dus. Verschillen van inzicht, gebrek aan kennis en onzekerheid kunnen leiden tot vertraging in besluitvorming en ongelijke situaties. De onduidelijkheid kan initiatieven belemmeren die binnen de  circulaire economie juist gestimuleerd moeten worden.

Uit de zaal kwam een roep naar voren voor verbetering in de uitvoeringspraktijk, met als doel: een betere en snellere afweging of er sprake is van een afvalstof of niet. Zo gaat het onder andere om het stimuleren van kennisontwikkeling en -deling binnen en tussen de Omgevingsdiensten. Diverse partijen vinden dit signaal al op. IPO, VNG, ODNL en het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat kijken gezamenlijk naar een oplossing.

Leidraad Afvalstof of Product
In de transitie naar een circulaire economie ontstaat er steeds vaker de wens om materialen, zoals reststromen dan wel residuen die voorheen als afval werden gezien toe te passen als grondstof. In deze context is het voor bedrijven en bevoegde gezagen van belang om duidelijkheid te krijgen over de beoordeling of een stof, mengsel of voorwerp een afvalstof of een product is.

In de Leidraad Afvalstof of Product  lees je onder andere over de beoordeling of een productieresidu in een specifiek geval een bijproduct is. En over de juiste interpretatie van de afvalwet- en regelgeving.

Snijresten van linoleumvloeren: geen afval maar grondstof

Forbo Flooring produceert en levert vloerbedekkingen. Met een marktaandeel van 65 procent is het bedrijf de wereldleider in linoleum. Forbo erkent het belang van de circulaire economie en streeft ernaar hieraan bij te dragen. Het terugwinnen en opnieuw inzetten van materialen en afval is één van hun speerpunten, vertelt Laura Hellendoorn van Forbo Flooring.

Bij het installeren van linoleumvloeren blijven snijrestanten over. Forbo wil deze schone snijrestanten graag inzamelen en verwerken in de productie van nieuw linoleum. Voor de vloerenlegger is het misschien afval, maar voor Forbo een waardevolle grondstof die opnieuw een plek verdient in het productieproces.

Omdat het inzamelen en verwerken van de snijresten een niet-vergunde activiteit is, vroeg Forbo een proefneming aan bij de Omgevingsdienst. Via een proefneming onderzocht Forbo of dit ook technisch en organisatorisch haalbaar is. De proefneming bood voldoende tijd om de technische haalbaarheid te onderzoeken. De maximale duur van de proefneming bood echter onvoldoende tijd om klanten op grote schaal in beweging te krijgen. En het inrichten van het inzamelings- en verwerkingsproces. Ook na verlenging van de proefneming had Forbo onvoldoende tijd om het onderzoek af te ronden en conclusies te trekken. Ondanks het enthousiasme over het project van medewerkers en klanten, was Forbo bijna genoodzaakt te stoppen met de proef. De vergunde proefperiode liep ten einde, wat betekende dat Forbo niet langer de snijrestanten mocht verwerken op locatie.

In goed overleg met een milieuhandhaafster van de Omgevingsdienst kwam er een oplossing tot stand voor Forbo. Het inzamelen van snijrestanten werd vanwege de milieuwinst gedoogd tot het van kracht worden van de nieuwe Omgevingsvergunning, waarin het inzamelen is opgenomen.

Al met al, is het vinden van een oplossing die passend was een Forbo een enorme zoektocht geweest. De proefnemingstermijn werd regelmatig verlengd. En uiteindelijk worden gedoogd in afwachting van de nieuwe vergunning. En dus stelde Laura Hellendoorn de vraag: Hoe zorgen we voor een makkelijker proces in de toekomst?

Wat kunnen we leren van best practices?
In de zaal zat ook Dirk van Deursen, Adviseur Duurzaamheid & Innovatie bij de Koninklijke CBM, de branchevereniging voor interieurbouw en meubelindustrie. Dirk van Deursen vertelde dat ook de branchevereniging aan het experimenteren is met het inzamelen en verwerken van materiaal, in dit geval schone houtresten die bij verwerking vrijkomen en die door plaatindustrie volledig gebruikt kunnen worden in de productie van nieuw plaatmateriaal. CBM koos ervoor om te onderzoeken of zij het proces zo kunnen inrichten, dat deze specifieke houtstroom die teruggaat naar de producent kan worden bestempeld als “retourstroom” in plaats van afval.

Jacqueline Cramer kwam met een ander alternatief. Wat als Forbo eigenaar blijft van het linoleum en het linoleum gaat verhuren of leasen? Kunnen we dan voorkomen dat de snijresten worden geclassificeerd als afval? Uit de zaal kwamen hier verschillende reacties op. Enerzijds klonk er enthousiasme, anderzijds klonken er zorgen. Duidelijk is in ieder geval dat er nog genoeg valt te verkennen over de (on)mogelijkheden om te voorkomen dat iets “afval” wordt.

Door het hele land voeren verschillende partijen experimenten en proeven uit naar het opnieuw inzetten van afval. Vooral de schone stromen tussen bedrijven lijken veelbelovend. De bevindingen kunnen waardevol zijn voor andere bedrijven, stelt Marloes Moed. Dat ieder bedrijf weer opnieuw het proces van een proefneming of experiment moet doorlopen is ontzettend zonde. Is er een manier om de bevinden in proefnemingen beschikbaar te maken?

Juridisch Platform Circulaire Economie
Het voldoen aan de juiste wetten en regels kan een lange zoektocht zijn, zo blijkt onder andere uit de verhalen van Forbo en Cargill. Mede daarom werkt docent-onderzoeker Marloes Moed aan het Juridisch Platform Circulaire Economie. Dit platform ondersteunt bedrijven uit Noord-Nederland in de vraagstukken over wet- en regelgeving die komen kijken bij het circulair ondernemen. Het initiatief dient door best practices in kaart te brengen wat er al is. Zo hoeft niet ieder bedrijf opnieuw het wiel uit te vinden.

Mogelijkheden onder nieuwe wetgeving: reststromen cacao

Cargill is een wereldwijde leverancier van onder andere cacao en chocoladeproducten. Bij de productie hiervan, blijft er een reststroom over: cacaodoppen. Deze cacaodoppen zetten bedrijven in als biomassa. Ook hier blijft er een reststroom over: as. Chris Velzeboer, werkzaam bij Cargill, vertelt over zijn juridische zoektocht in het vermarkten van dit product.

In een pilot worden de cacaodoppen gestookt in een speciaal ontworpen ketel. Dit leidt tot een volgende reststroom: as. Ook de asrest heeft nog waarde. De asrest is vergelijkbaar met schoon fosfaaterts. Cargill wil de mogelijkheden verkennen voor het vermarkten van de asresten binnen de EU. Chris Velzeboer vraagt zich echter af: In hoeverre zal de inwerkingtreding van de nieuwe Fertilizer Product Regulation ruimte bieden voor het vermarkten van deze reststroom in de EU? Uit zijn recente analyse blijkt het door een hoge waarde op één metaalsoort in het as niet mogelijk te zijn.

De Fertilizer Product Regulation stelt grenswaarden aan bepaalde stoffen om mens en milieu te beschermen. Van de reststroom van as is de vraag of het de grenswaarde van koper zal overschrijden. Arjen Snijder denkt graag mee over mogelijke oplossingen. Na afloop van de bijeenkomst zijn Arjen en Chris met elkaar in gesprek over de mogelijkheden voor het afzetten van de reststroom. Kan het vermengen van de reststroom met een ander as uit de biomassacentrale, waardoor de concentraties zware metalen dalen, een oplossing bieden?

Met de zaal vindt er de discussie plaats dat een hoogwaardige verwerking van de grote volumes cacaodoppen beter is voor een circulaire economie. Maar die mogelijkheden zijn nu beperkt, legt Chris Velzeboer uit. De cacaodoppen kunnen op verschillende manieren opnieuw worden ingezet. In Afrika wordt door Cargill onderzocht of de doppen kunnen worden gebruikt als bodemverbeteraar. In Nederland is bodemverbeteraar al ruim voorhanden. Daarom vrijgekomen cacaodoppen uit de Zaanstreek ingezet als biomassa in een eigen nabijgelegen centrale.

 

In gesprek met de Omgevingsdienst

Deze Duurzame Doorbraak is georganiseerd door het Versnellingshuis in samenwerking met de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied. Omgevingsdiensten voeren de vergunningstaken uit voor het lokaal gezag van provincies en gemeenten. Zij worden hierbij ondersteund door onder andere het Ministerie, Rijkswaterstaat en Het Versnellingshuis.

Omgevingsdiensten kijken naar wat mogelijk is binnen de geldende regels – die binnen de bevoegdheid van de provincies en gemeenten vallen – voor het realiseren van een circulaire economie. Zij proberen met bedrijven mee te denken om reststromen weer een nuttige bestemming te geven. Arjen Snijder, Adviseur Afval en Circulaire Economie bij Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied, roept bedrijven daarom op om het gesprek aan te gaan met de Omgevingsdiensten. Omgevingsdient NL biedt een overzicht van de Omgevingsdiensten per regio.

Door Mara Haverkort. Vragen over dit gespreksverslag? Mail naar mara.haverkort@hetgroenebrein.nl. 

Het Versnellingshuis helpt bij circulair ondernemen

Het Versnellingshuis helpt ondernemers en samenwerkende ondernemers met het ontwikkelen en opschalen van hun investeerbare, circulaire initiatieven. Wil je weten hoe Het Versnellingshuis jou kan helpen bij circulair ondernemen? Lees meer.